Park- en familierijtuigen

Tot de Park en familierijtuigen kunnen onder andere de volgende rijtuigen worden gerekend:
– Private coach (drag of private drag)
– Familie omnibus
– Duc
– Park Phaëton
– Wagonette
– Dos à Dos
– Kofferbrik
– Tonneau

De Private Coach

De Private coach wordt in de Engelse volksmond ook wel drag of Park Coach genoemd.

De private coach werd en wordt zowel in de sport als voor gezelligheidsritjes gebruikt. Ze zijn luxer en lichter gebouwd dan de Road Coach, de assen zijn meestal voorzien van mailbussen.

De kast van de Private Coach bestaat in het midden uit een kast van een Berliner, aan de voor- en achterkant is een koffer aangebouwd met daarop de bok en de andere zitplaatsen. Op de bok is er plaats voor de menner (kan een heer of dame zijn) en de eregast, achter op het rijtuig is een tweezitsbank geplaatst, op ijzeren steunen (karakteristiek voor de park coach) en zonder rugleuning, deze bank is bedoeld voor het personeel (groom en eventueel koetsier). Op de middenkast zijn vaak een tweetal driezits banken geplaatst met de rug naar elkaar toe, wanneer deze banken niet gebruikt worden dan zijn ze meestal neergeklapt. Op het dak wordt normaal geen bagage meegevoerd, maar bij een eventuele picknick dan wordt tussen de banken een vaste koffer of een mand geplaatst. De achterklep wordt aan de onderzijde opgehangen, zodat de klep in horizontale stand gebruikt kan worden als tafel. In de achter koffer wordt vaak het serviesgoed meegenomen, ook kan deze ingericht zijn als opslagplaats van wijnkoeler en glazen.

De Familie Omnibus

De naamgeving van dit rijtuig is afkomstig van het Latijns Omnibus, dat letterlijk “voor allen” betekent. De familie-omnibus was een particulier rijtuig, dat in Engeland ook wel “Private-omnibus“ werd genoemd en als men ermee naar de opera ging kreeg het zelfs de naam “Opera-bus”. De zwaardere typen konden met 3 paarden naast elkaar gereden worden en was er duidelijk in voorzien, doordat de rijtuigbouwer een aanpassing maakte voor 2 disselbomen.

Rond het midden van de 19de eeuw werd dit rijtuig voor het eerst gebruikt in Engeland en werd het ook in Europa een geliefd rijtuig op buitenplaatsen en bij hoteliers. De gesloten omnibus werd vaak gebruikt om de gasten met hun bagage van de trein te halen, indien de gasten met een luxe dienstrijtuig werden opgehaald, dan werd de omnibus gebruikt voor het vervoer van de bedienden en de bagage. Soms werd dit rijtuig ook gebruikt voor sportieve doeleinden, zoals een bezoek aan de renbaan en kon men op de “Roof-seat” de races volgen en bij slecht weer kon men binnenin plaatsnemen; een rijtuig dus voor meerdere doeleinden geschikt, waardoor het ook heden ten dage een geliefd rijtuig is. Door de imperial op het dak kon men koffers en andere reisbenodigdheden meenemen. Bij mooi weer zat de familie tijdens de reis op het dak en het personeel binnenin en bij slecht weer werd er gewisseld, zo werd de uitdrukking: “Je kunt voor mij het dak op” wellicht geboren.

De Duc

De Duc hoort tot dezelfde familie als de Mylord, de Victoria en de Lady-Phaëton.

Vooral als damesrijtuig genoot het grote bekendheid.  Het rijtuig heeft een afneembare bokzitting en knechtenbank.

Wanneer de Duc door de koetsier werd gereden, dan gebeurde dat vanaf de bok. Werd de bok eraf gehaald dan kon de heer of dame zelf rijden vanaf de achterzitting en werd de knechtenbank achter op het rijtuig geplaatst, hierop kon eventueel de palfrenier plaats nemen. Het rijtuig was vaak bespannen met een span niet al te grote luxepaarden, vaak met gareeltuig.

De Park Phaëton

De Park Phaëton lijkt veel op de dames phaëton maar is door lage instap en de lage comfortabele zitbank een geliefd rijtuig geworden bij dames.

Door zijn sierlijke vorm lijkt dit rijtuig veel op een Victoria maar dan zonder bok. De brede spatschermen in de lijn van de kast beschermden vroeger de kleding van de dames tegen opspattende modder. Meestal werd dit rijtuig bespannen met een span kleine sierlijk paarden.

De Wagonette

De kenmerken van de wagonette zijn een bokzit en twee in de lengte geplaatste zitbanken, beide liggen bijna op dezelfde hoogte. De bokzit bevindt zich achter de vooras (bij de break lag deze boven de vooras).

Wagonettes zijn gebouwd in allerlei uitvoeringen van eenvoudig tot zeer luxe, soms zijn ze voorzien van een afneembare kap, een dergelijk dak werd, wanneer het niet werd gebruikt, via katrollen opgehangen aan het plafond van het koetshuis. De wagonette werd/wordt bespannen met een of twee paarden uitgebracht.

De Dos à Dos

Dit vierwielige rijtuig ontleent zijn naam aan het feit dat men rug aan rug gezeten was. (Op zijn Frans dos à dos).

Kenmerkend voor de Dos à Dos is de betrekkelijk korte rechthoekige kast met een tweepersoonsbokzit en de daar direct achter geplaatste zitbank voor twee personen.

Tussen bokzit en de achterste zitbank is vaak een gemeenschappelijke rugleuning geplaatst.

De achterklep kan in horizontale stand worden gezet met behulp van kettingen en dient dan als voetensteun voor de achter passagiers.

De Kofferbrik

De kofferbrik is een gerieflijk lichtlopend vierwielig rijtuig, met grote wielen, voorzien van een bokzit en twee in de lengte geplaatste achterzittingen, welke volledig weg klapbaar zijn en dan een gesloten bakje vormen.

Dit rijtuig is in diverse landen gebouwd, kenmerkend bleef de sierlijke vorm.

De Tonneau

Als damesrijtuig werd de Tonneau (Frans: ton) omstreeks 1885 door een Brusselse rijtuigbouwer ontworpen en gebouwd. Kenmerkend voor een Tonneau is de as met een U-vorm en de tonvormige bak met twee in de lengterichting geplaatste tweepersoons zitbanken. In de achterwand is een portier geplaatst en de aan de onderzijde gemonteerde ijzeren opstap vergemakkelijkt het in- en uitstappen. Mede door de opstap is het instappen heel gemakkelijk, waardoor de Tonneau bij uitstek geschikt bleek voor het rondrijden met kinderen en oudere mensen.

Het rijtuig werd al spoedig zeer populair en kon in allerlei afmetingen, voor paarden, pony’s of ezels worden gebouwd. Ook in Engeland werd de Tonneau veel gebruikt om kinderen onder de hoede van hun gouvernante rond te rijden, vandaar de benaming governess cart. Beide lamoenbomen lopen ter weerszijden, ter hoogte van de onderzijde van de zitbank, aan de buitenzijde langs de bak naar achteren. Dit tonvormig rijtuigje was geliefd bij gouvernantes, dames en kinderen, maar eveneens bij de notabelen zoals dokters, veeartsen of notarissen.