Stads- en dienstrijtuigen

Als eerste willen we starten met de categorie Stad- en dienstrijtuigen: Hiertoe worden alle rijtuigen gerekend die door een koetsier werden bestuurd, zij maakten vaak deel uit van stalhouderijen en privéstallen. De twee belangrijke overeenkomsten tussen de dienstrijtuigen zijn:

– de eenvoudige bok, zonder de luxe rugleuning.

– de comfortabele zitplaatsen achterin het rijtuig voor de passagiers.

Ze dienden als dagelijks vervoermiddel voor diegenen die zich dit vervoer konden veroorloven. Vaak werden deze rijtuigen, inclusief paarden en koetsier, ingehuurd door de notabelen, die geen ruimte/geld hadden voor een eigen aanspanning. Veel dienstrijtuigen werden gemaakt door de beste rijtuigfabrikanten, deze leverden vaak ook de luxe uitvoering van deze rijtuigen, vaak met C-veren, de meest luxe rijtuigen zijn o.a. de gala- en de staatsierijtuigen, zoals de gouden koets (fabrikant: Spijker) Bij sommige van de dienstrijtuigen kan de bok worden verwijderd, de aanspanning wordt dan door een postiljon gemend vanaf het linkerpaard (à la Daumont).

Zo vallen de o.a. de volgende rijtuigen en de varianten daarvan, onder deze categorie: de Berline, de Coupé, de Landauer, de Victoria, de Calèche, de Barouche, de Landaulette, de Vis à Vis, de Sociable en de Hansom Cab.

Onderstaand volgt een globale beschrijving van de kleding welke door het personeel werd/wordt gedragen op een dienstrijtuig.

De koetsier.

De koetsier draagt een lange getailleerde lakense jas tot aan of iets over de knie. Aan de voorzijde bevinden zich zes metalen knopen. Op de rug bevinden zich vier metalen knopen waarvan twee op de taillenaad, onderling 20 cm uit elkaar en op 10 cm onder de taillenaad de andere twee knopen. Op de heupen zijn twee patjes genaaid ter grootte van een normale zakklep. Bij een zwarte, blauwe of peper en zoutkleurige rijtuig stoffering past een zwart tenue, bij een blauwe bekleding een blauw tenue. Bij een groene of bruine bekleding werd groen respectievelijk bruin gedragen. Een beige of zandkleurig tenue kan bij elke kleur bekleding worden gedragen. De voering van de jas heeft dezelfde kleur als de buitenkant van de jas. De kleur van de metalen knopen wordt afgestemd op het beslag van het rijtuig en tuig. Bij de jas hoort een mouwvest in de kleur van de jas, de voorkant van het vest is recht afgesneden.
Het overhemd moet worden voorzien van rechtopstaande afgeronde boorden Het kraagje kan worden afgeknoopt maar dit is geen vereiste. Om de hals zit een plastron zonder dasspeld. De broek is een leren rijbroek gewit met krijt en voorzien van een geknoopt voorpand. De verticale rij knopen aan de broekspijp bevind zich 4 cm boven de laarsrand aan de voorzijde van het scheenbeen.
De laarzen zijn van zwart leer met leren kappen in naturel (kalf) leer van ongeveer 11 cm breed. Dit mogen beslist geen kunststof kappen zijn.
De handschoenen zijn van naturel gekleurd varkensleer. Echter beslist geen autohandschoenen. Als hoed draagt de koetsier een zwarte hoge hoed van 15 a 16 cm hoog met een smal lint en aan de rechterkant eventueel een bescheiden kokarde. De koetsier heeft te allen tijde een zakmes bij zich.

De groom.

Voor de groom gelden de zelfde eisen als de koetsier. Echter is het jasje vaak iets korter tot halverwege de dij en heeft in ieder geval 2 rijen van 3 knopen (totaal 6) op de rug en geen patjes op de heup.

De Berline

De Berline deed aan het eind van de zeventiende eeuw zijn intrede en ontleende zijn naam aan de naam van de stad Berlijn. Het rijtuig onderscheidde zich van andere rijtuigen doordat op het onderstel, twee langbomen (flèches) waren geplaatst. Vaak werd de kast van het rijtuig gedragen door vier lederen riemen, door deze constructie werd het rijtuig veiliger, begaf een van de riemen het, hetgeen in de praktijk nogal eens voorkwam, dan kwam de kastop de langbomen terecht zonder dat het rijtuig kantelde. Dit voordeel leidde ertoe dat de Berline in de achttiende eeuw het meest gebruikte (reis-)voertuig werd voor zowel in de stad, op het land en bij plechtigheden.

De Coupé

De Coupé is voortgekomen uit de Berline, er ontstond behoefte aan een tweepersoons, lichter reisrijtuig, vooral vanwege het feit dat men zich sneller wou verplaatsen. De gesloten Berline werd gehalveerd door de voorste zitplaatsen te laten vervallen. Het voorste gedeelte van de kast werd er als het ware afgesneden (in het Frans: coupé). Kenmerkend is de gesloten kast voor twee passagiers met aan beide zijden een portier met een schuifraam. In de voorwand is al of niet een gebogen voorraam aangebracht. Het rijtuig werd veelvuldig gebruikt voor het doen van inkopen in de stad of om op visite te gaan. De Coupé wordt in principe bespannen met een of twee gareel betuigde paarden en vanaf de bok af gereden.

De Landauer

De Landauer ontleend zijn naam aan de vestingstad Landau in de Pfalz in Duitsland. De toenmalige koning Jozef I van Oostenrijk reisde regelmatig heen en weer tussen Wenen en Landau, daarbij maakte hij gebruik van een rijtuig met kappen welke naar voren en naar achteren werden geslagen/geschoven. Hierdoor werd het reizen comfortabeler men kon profiteren van de frisse lucht. Later werd de kapconstructie verbeterd en ontwikkelde men een goed mechanisme voor het openen en sluiten van de kappen. De Landauer werd een praktisch elegant rijtuig dat vrijwel bij alle weersomstandigheden kon worden gebruikt.

De Victoria

De Victoria werd midden 1800 in Frankrijk ontworpen als een nieuw type huurrijtuig onder de naam Milord, de basis was een cabriolet, maar dan geplaatst op twee assen. Het rijtuig biedt plaats aan twee personen en is een echt zomerrijtuig. De lederen vouw kap biedt zo nodig bescherming tegen plots opkomende regenbuien. Prins Edward van Wales bracht dit rijtuig mee voor zijn moeder koningin Victoria, de koningin maakte veelvuldig gebruik van dit rijtuig, mede door de constructie van het rijtuig. Later werd het rijtuig naar haar vernoemd. Door de lage ruime instap werd het rijtuig erg populair bij dames, vooral om hun garderobe te tonen. De luxe Victoria’s werden geveerd met C-veren waaraan met behulp van lederen riemen de bak werd opgehangen. Bespannen met een tweespan, met gareel betuigde, paarden maakt het geheel een erg chique indruk.

De Barouche

Het rijtuigtype Calèche werd onder de naam Barouche in Engeland bijzonder populair, in de tijd dat de sportrijtuigen nog onvoldoende veilig waren werd dit type rijtuig vaak door de eigenaar zelf gereden. In Engeland was er een club die deze rijtuigen uitbracht bespannen met vier grote paarden. Alleen de achterste zitbank is met een lederen kap beschermd tegen slechte weersomstandigheden, de voorste zitplaatsen werden beschermd met een leren kleed.

De Landaulette

Van oorsprong komt de Landaulette voort uit de Landauer. Net als bij de Coupé ontstond er bij de Landauer ook behoefte aan een tweepersoonsrijtuig. Kenmerkend voor de Landaulette is de lederen kap met de spanbeugels, die naar achteren kan worden weg geklapt. Voor de kap bevinden zich ramen die weg kunnen schuiven in de deuren. De voorkant van de kast is vaak licht gebogen. Dit rijtuig wordt vaak bespannen met een paard, maar een span iets lichtere paarden kan net zo chique staan.

De Handsome-Cab 

De Handsome-Cab werd ontworpen door de architect J. Handsom en later verbeterd door J. Chapman, het doel was om een veilige tweewieler te bouwen. Het uiteindelijke resultaat werd een rijtuig op tweewielen, met twee zit plaatsen voor de passagiers met daarvoor tweeklapdeurtjes aan de bovenkant voorzien van glas. Deze deuren konden alleen door de koetsier worden geopend en gesloten vanaf zijn hoge zitplaats aan de achterzijde en hij kon door middel van een luikje boven in de kap communiceren met de passagiers. Het rijtuig voldeed uitstekend in de steden en werd een van de belangrijkste vervoersmiddelen. Vaak was er op het dak een imperiaal aanwezig, waardoor het mogelijk was om ook bagage mee te nemen

De Vis-à-Vis

De Vis-à-Vis wordt ook wel de dubbele Victoria genoemd vanwege het feit dat er plaats is voor vier passagiers, die twee aan twee tegenover elkaar kunnen zitten. De meeste Vis-à-Vis zijn voorzien van twee halve kappen, het is een rijtuig met een lage instap en niet voorzien van portieren, vooral geliefd bij ouderen vanwege de lage instap en de comfortabele zitplaatsen. In Duitsland en Polen en ook in andere Oostbloklanden kwamen vaak sobere Vis-à-Vis rijtuigen voor, die veel voor het vervoer van jagers werden gebruikt.

De Familie Omnibus

De Familie Omnibus: De naamgeving van dit rijtuig is afkomstig van het Latijns Omnibus, dat letterlijk “voor allen” betekent. De familie-omnibus was een particulier rijtuig, dat in Engeland ook wel “Private-omnibus“ werd genoemd. Rond het midden van de 19de eeuw werd dit rijtuig voor het eerst gebruikt in Engeland en werd het ook in Europa een geliefd rijtuig op buitenplaatsen en bij hoteliers. De gesloten omnibus werd vaak gebruikt om de gasten met hun bagage van de trein te halen.  Door de imperiaal op het dak kon men koffers en andere reisbenodigdheden meenemen. Bij mooi weer zat de familie tijdens de reis op het dak en het personeel binnenin en bij slecht weer werd er gewisseld, zo werd de uitdrukking: ”Je kunt voor mij het dak op” wellicht geboren